Jerry Smit, stijlplatformvertegenwoordiger Wado en 7e dan KBN, heeft voor de KBN een interessant artikel geschreven over ‘maai’, wat kan worden vertaald als afstand. Hieronder is het volledige artikel te lezen.
Het Japanse begrip ‘maai’ (spreek uit: ma ai) wordt doorgaans vertaald met afstand. Daarbij wordt nog wel onderscheid gemaakt tussen verschillende afstanden, zoals kort, middellang en lang, oftewel dichtbij, iets verder of ver weg ten opzichte van je tegenstander (of beter trainingspartner), maar verder blijft het afstand en dus uitgedrukt als lengtemaat. Maai kent zowel een fysieke als een mentale kant. In dit artikel ga ik grotendeels in op de fysieke kant van maai. Een vervolg op dit artikel zit er wel in!
Als we kijken naar de karakters, de Japanse kanji, zien we dat ‘ma’ interval of tussenruimte betekent en ‘ai’ verbinding of harmonie. Maai is de tussenruimte of de interval tussen tegenstanders; de tijd die nodig is om de afstand te overbruggen met de juiste aanvalshoek en het juiste aanvalsritme. Dat heeft dus alles te maken met timing, het juiste moment, de harmonie tussen tijd en ruimte, de kans op een succesvolle actie.

Of een actie succesvol is of niet wordt bepaald door het bereiken van het doel. In het geval van de krijgskunstenaar, gaat het er letterlijk om dat de aanval het doel bereikt. Dat doel is een punt op het lichaam van de tegenstander. Tijd en ruimte hebben een correlatie. Hoe groter de afstand, hoe meer tijd de overbrugging van die afstand in beslag neemt. Daarmee is een grote afstand doorgaans veiliger dan een kleine afstand, maar dat is geen wet van Meden en Perzen. Er zijn situaties waarin het veiliger is heel dichtbij te zijn dan ruimte te hebben. Kijk maar naar clinchende (kick)boksers. Een gaatje in de clinch geeft ruimte voor een knietje of stoot. Ik kom hier later op terug.
Welke afstand kan iemand overbruggen in welke tijd?
Er zijn wedstrijdkarateka die het ene moment twee meter bij je vandaan staan en het volgende moment op je lip staan (of beter gezegd slaan). Zij zijn in staat om heel snel te kunnen verplaatsen. Daarbij moeten ze ook het juiste moment weten te kiezen. Er zijn ook vechters die bijna langzaam bewegen, maar door hun timing bijzonder effectief zijn en je weten te verrassen. Timing is dus een soort verbonden afstand, de afstand tussen het tegenover elkaar staan en het moment van raken. De afstand tussen twee tegenstanders is dynamisch en constant anders. We weten vaak van onszelf welke afstand we kunnen overbruggen in welke tijd. Intuïtief voelen de meesten van ons afstand heel goed aan. Afhankelijk van de context kunnen en moeten we de afstand aanpassen aan de situatie.
We hebben tevens allemaal een persoonlijke ruimte, een soort afstand in relatie tot een ander waarbinnen we ons comfortabel voelen. Zo kan (mag) de een dichterbij je staan dan de ander. De context bepaalt in hoeverre de ander jouw persoonlijke ruimte kan en mag betreden. Ik gebruik in mijn lessen zelfverdediging vaak het volgende voorbeeld: Wanneer je twee mensen heel dicht op elkaar ziet staan, op neuslengte bijna, bepaalt hun relatie of ze gaan vechten of zoenen. Kennen ze elkaar niet, staan ze neus aan neus en is er genoeg ruimte om hen heen, dan is de kans groot dat ze gaan vechten. Kennen ze elkaar goed, dan is het okay en vertrouwd. Als ze elkaar niet kennen en toch neus aan neus staan en ze zich in een overvolle trein bevinden, dan is het ook okay. Dan wordt de context niet door emotie, maar door de hoeveelheid personen in de beperkte ruimte van de trein bepaald.
Wat is de correcte afstand in karate?
In oefeningen met wapens neemt de afstand over het algemeen toe met de lengte van het wapen. Dat betekent dat we zonder wapens al een referentie hebben in traditionele krijgskunsten; een afstand waar we vanuit gaan tijdens het trainen van partneroefeningen zonder wapens. Die afstand is in karate het concept van ‘een stap, een slag’, oftewel ‘issoku ichi da’. Je bent dus een stap verwijderd (ayumi ashi) van het raken van het doel. Dit komt overeen met de lengte van je eigen lichaam en bij een wapen komt daar de lengte van het wapen bij. We noemen deze afstand ook wel uchima, of uchi no maai, de raakafstand. Is de afstand kleiner dan heet deze chikama, is deze groter dan noemen we dat tôma. We kunnen dus te dichtbij of te ver weg staan. Ook hier bepaalt de context of het wel of niet klopt. Het gaat dus niet om goed of fout, maar om functionaliteit. Afstand is een flexibel concept en dat is de reden dat er continue moet worden gezocht naar een harmonie tussen tijd en ruimte.
Laat ik een voorbeeld geven. Wanneer twee karateka (A en B) een partneroefening uitvoeren, starten ze op een afstand waarbij ze streven (soms schuifelend zoekend) naar uchima, de raakafstand. Dan valt A aan en B verdedigt. Op dat moment wordt de afstand kleiner (chikama). Dat betekent dat ze op een afstand staan waarbij ze elkaar kunnen raken zonder dat er een verplaatsing hoeft plaats te vinden. Wanneer ze uit elkaar gaan wordt de afstand soms weer uchima en soms groter (tôma). Bij het uit elkaar gaan moeten beide karateka door de raakzone heen bewegen en dat is gevaarlijk. Vandaar dat je niet zomaar kunt wegstappen. Ook hier dien je te ‘timen’ wanneer je kunt wegstappen. Meestal refereren we hierbij aan zanshin, de alerte geest. Als het goed gebeurt, zie je twee mensen gelijktijdig snel en veilig wegslippen van elkaar. Er is dan geen leegte in de geest geweest. De aandacht was volledig in het hier en nu.
Wanneer je weg stapt ontstaat er fysiek namelijk altijd een ‘gat’, een opening in je kamae (suki). Dat is een moment waarop je aangevallen kunt worden. Daarom stappen we vaak niet weg in wado, maar slippen we weg met yoriashi. We houden de verplaatsing daarmee zo klein en ook zo kort mogelijk om de sukima (de opening in de kamae tijdens de afstandsverplaatsing) eveneens zo klein mogelijk te houden.
Een te grote afstand (tôma) heeft een voordeel voor degene die wordt aangevallen. De aanvaller heeft namelijk een grotere afstand te overbruggen en daarmee ontstaat er een kleine marge in de tijd die het toestaat te reageren op de aanval. Wanneer je dus de afstand net iets te groot houdt, creëer je daarmee een veiligheidsmarge voor jezelf. De ander heeft deze marge echter ook, dus dit werkt vooral voor defensieve vechters. Offensieve vechters zullen wellicht een andere tactiek hebben. De kunst is misschien wel om je tegenstander te doen geloven dat de afstand uchima is, terwijl deze voor jou tôma voelt of is. Of het creëren van uchima voor jezelf na de aanval van je tegenstander. Ontwijk minimaal zodat je gelijk een tegenaanval kunt maken. Of in de woorden van Draeger sensei:
“If my opponent can cut the cloth of my clothes, it should be because I can cut his skin. If he can cut my skin, it should be because I can cut his flesh. That is the proper maai.”
Hieronder een voorbeeld van maai tegen een aanvaller met een zwaard.

Grandmasters Otsuka Hironori I en Otsuka Hironori II tijdens een demonstratie shinken shirahadori.
Geraadpleegde bronnen:
Budo Theory, Richard Rowell 2011. ISBN 978-0-9697959-2-6
Jodo by Pascal Krieger 1989. ISBN 2-9503214-0-2
Das Lexicon der Kampfkünste, Werner Lind 1999. ISBN 3-328-00838-1
https://en.wikipedia.org/wiki/Maai